Gemeenten gebruiken anonieme nepaccounts om online informatie in te winnen over hun burgers. Gemeenteambtenaren gebruiken deze accounts om bijvoorbeeld uitkeringsfraude op te sporen, of om demonstraties of rellen te kunnen onderzoeken of voorspellen, die zouden kunnen leiden tot verstoringen van de openbare orde. Ondanks dat dit niet is toegestaan zonder dat daar een wettelijke grondslag voor is gaan sommige gemeenten hier toch gewoon mee door. Het argument:
We zoeken alleen naar informatie die mensen zelf openbaar maken op bijvoorbeeld Facebook, bijvoorbeeld spullen die ze verkopen. Voor ons is dat niet anders dan dat we naar een verkoopadvertentie van iemand in een krantje kijken. We gaan vooralsnog door met het gebruik van deze methode.
Dat klinkt redelijk, maar is het absoluut niet. Vandaar dat het belangrijk is dit vaker gebruikte argument te ontkrachten: online ‘volgen’ (het gaat verder dan simpelweg zoeken) is echt iets anders dan ‘offline’ volgen.
Ten eerste is online zoeken naar een advertentie vele malen sneller dan het handmatig doorpluizen van de lokale krant. Het doorzoeken van één krant kost al veel meer tijd dan een zoekterm intypten. Daarnaast neemt de hoeveelheid tijd die een ambtenaar kwijt is om handmatig een advertentie te zoeken in de lokale krant evenredig toe met de hoeveelheid kranten die hij of zij moet doorzoeken. Bij online zoeken maakt dat eigenlijk amper uit. Dat is een groot verschil.
Ten tweede is het zoekbereik, bij het gebruik van een grote zoekmachine, of een populair platform als Facebook, vele malen groter dan het gericht zoeken in een lokale krant. In dat laatste geval zouden burgers die geen advertenties in de lokale krant plaatsen buiten beeld blijven, bijvoorbeeld.
Een ander probleem is dat het geciteerde voorbeeld lijkt te suggereren dat ambtenaren niet algemene zoektermen voor advertenties in Facebook invoeren, maar in plaats daarvan gericht burgers met een uitkering (of burgers die eerder demonstraties organiseerden of rellen veroorzaakten) volgen en kijken wat ze aan het doen zijn. Inderdaad gebruiken gemeenten, volgens het onderzoeksrapport, monitoring tools die het mogelijk maken om gericht te zoeken naar bepaalde personen, groepen of andere zoektermen.
Dat maakt het ook echt anders dan het zoeken naar advertenties in de lokale krant: in plaats van op zoek te gaan naar mogelijk relevante advertenties en vervolgens te kijken door wie ze geplaatst zijn, wordt de volgorde omgekeerd: eerst worden mogelijk relevante, dus op voorhand verdachte, burgers geselecteerd waarvoor vervolgens gecontroleerd wordt of ze relevante advertenties hebben geplaatst (of anderszins ‘kwaad’ in de zin zijn). Dit ondermijnt de onschuldpresumptie: in plaats van op zoek te gaan naar een mogelijke dader van een bekend misdrijf, gaat de gemeente op zoek naar een mogelijk misdrijf bij een vooronderstelde dader.
Het is vervolgens nog maar een kleine stap om het zoeken naar advertenties (of mogelijke verstoringen van de openbare orde) ook te automatiseren, en over te laten aan een slim algoritme dat mogelijk verdachte advertenties opspoort en voor verdere analyse. Dan ben je in feite continu, 24 uur per dag, bezig met het in de gaten houden van je burgers. Dat gaat nog een stap verder dan stelselmatig observeren, wat je in de offline, fysieke wereld, maar beperkt kunt doen simpelweg omdat je maar een beperkt aantal surveillanten hebt. Met een agent of sociaal rechercheur voor de deur kun je maar één persoon in de gaten houden, dus ben je simpelweg beperkt in hoeveel mensen je op die manier stelselmatig wilt observeren. Een gemeente denkt wel twee keer na voordat ze een dergelijk zwaar middel inzetten: niet eens zozeer vanwege de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, maar simpelweg omdat het ze resources kost. Een ingezette agent of rechercheur kun je niet meer ergens anders voor inzetten.
Het online volgen van burgers is dus veel gemakkelijker (en daarmee efficiënter) dan het offline volgen van burgers door middel van observaties, huisbezoeken, of het doorspitten van de lokale huis-aan-huis bladen. Het is daarom ook veel makkelijker op te schalen om grotere groepen burgers stelselmatig in de gaten te houden. De hoeveelheid informatie die een dergelijke online surveillance oplevert is mogelijk ook nog veel gedetailleerder (en daarmee veel ingrijpender in de persoonlijke levenssfeer) dan wat het doorzoeken van lokale kranten op zou kunnen leveren,
Online ‘volgen’ is dus echt iets anders dan ‘offline’ volgen, of dat nu met anonieme of niet anonieme accounts gebeurt overigens. Het verandert fundamenteel de machtsbalans tussen staat en burger. En de vraag is welke groepen burgers daar de dupe van worden. (Dat is overigens een retorische vraag, want daarop weten we het antwoord natuurlijk al.)