Een paar dagen geleden stuurde het kabinet een kamerbrief met daarin de hoofdlijnen voor haar beleid voor digitalisering. Vorige week was ik zeer kritisch over de “European Declaration on Digital Rights and Principles for the Digital Decade”, dus ik hield mijn hart vast. Gelukkig bieden de in de brief geschetste beleidskaders een goede basis, met helaas wat blinde vlekken. Maar goed, misschien is het zicht op die punten nog wat te verbeteren ;-)
Om met het goede te beginnen: het kabinet ziet de kansen die digitalisering biedt – niet alleen qua innovatie, maar ook qua verbetering van de dienstverlening van de overheid zelf – maar stelt zich hierbij nadrukkelijk op als beschermer van de publieke waarden. Het kabinet is duidelijk niet blind voor de eigen fouten die daarin gemaakt zijn, en heeft zich kennelijk voorgenomen een omslag te maken.
Zo committeert ze zich aan “een omslag in ons denken en herontwerp van processen, waarbij burgers en ondernemers (en de belangrijke momenten in hun leven) centraal staan”, gaat ze uit van “vertrouwen, niet van wantrouwen” en onderstreept ze de “verantwoordelijkheid om analoge alternatieven aan te bieden voor onze digitale dienstverlening”. Ook lijkt het kabinet eindelijk serieus werk te gaan maken aan een open overheid: “Openheid vraagt om een andere grondhouding bij het maken en uitvoeren van beleid. Het feit dat een WOB-verzoek zelden binnen de wettelijke termijnen wordt afgehandeld, laat zien dat we op dit punt nog een lange weg te gaan hebben.”
Ook is er aandacht voor de regulering van algoritmen en grote online platformen (overigens meestal door te verwijzen naar, en te leunen op, Europese regelgeving op dit gebied), wordt het belang van privacy-by-design nadrukkelijk genoemd, en worden er stappen genomen om de `cyberveiligheid’ te verhogen. Ook wordt meer autonomie op Europess niveau nagestreefd, en is er aandacht voor de modernisering van de IT infrastructuur van de overheid zelf:
Daarom werken we aan doorontwikkeling van de [generieke digitale infrastructuur] GDI die bestaat uit afspraken, open standaarden en voorzieningen zoals DigiD en MijnOverheid. We gaan de Architectuur Board Rijk reactiveren, die verantwoordelijk wordt voor de actualisatie van de huidige Enterprise Architectuur Rijk.
(Of dat laatste overigens genoeg is moet nog maar blijken…)
Er zijn ook een aantal blinde vlekken.
Net als de European Declaration is het kabinet blind voor systemische risico’s van de digitale transformatie.
Het kabinet steunt het zogenoemde multi-stakeholdermodel voor internet-governance waarbij belanghebbende overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijven, academia en de technische internetgemeenschap samenwerken in organisaties als ICANN, IETF en IEEE. Dat klinkt mooi. De werkelijkheid is echter dat juist maatschappelijk organisaties en de academische wereld maar moeilijk mee kunnen draaien in die gremia vanwege de hoge kosten (volwaardig meedraaien kost veel tijd) en de lage waardering voor dergelijk onzichtbaar werk (wat vooral voor academici een reden is om niet mee te doen). Zo sneeuwt het publieke belang onder. Een meer gerichte ondersteuning van maatschappelijke en wetenschappelijke representatie op dat niveau zou welkom zijn.
Ten derde komt in de brief de bescherming van publieke waarden ruim aan bod, maar komt de inrichting van de publieke ruimte er maar bekaaid van af.
Een digitaal bewuste overheid gebruikt haar inkoopkracht daarnaast om innovatieve en verantwoorde digitale producten en diensten aan te schaffen bij bedrijven die digitale grondrechten en publieke waarden op de eerste plek zetten.
Daar moeten we het maar mee doen. Terwijl er zoveel meer mogelijk zou zijn als de overheid bij de inrichting van de publieke ruimte niet alleen kijkt naar commerciële dienstverleners en daar de meest geschikte (of minst kwaadschikse) aanbieder uit selecteert, maar ook gericht investeert in initiatieven die het publieke belang dienen. Zo zou het kabinet initiatieven als Public Spaces, de ontwikkeling van een “public stack”, of belangrijke open source projecten kunnen ondersteunen. Ook zou de overheid af kunnen dwingen dat andere sectoren in het publieke domein (denk aan het onderwijs, onderzoek, gezondheidszorg) zelf ook bijdragen aan de ontwikkeling van technologie die in dienst staat van het publieke belang, in plaats van uit kostenoverwegingen de Amerikaanse clouds van Google of Microsoft in te vluchten. En dat gaat verder dan bijdragen “aan de ontwikkeling van Europese alternatieven op het gebied van clouddiensten, zoals GAIA-X”.
Onderdeel van een solide digitaal fundament is niet alleen ervoor zorgen dat de burger voldoende digitaal vaardig wordt om mee te kunnen komen. De overheid (en ook de politieke partijen) zouden een hand in eigen boezem kunnen steken en zichzelf verplichten om ook zelf voldoende technische kennis en kunde in huis te hebben. Er zijn maar weinig politici met een technische achtergrond, waardoor het debat over digitalisering voldoende scherpte en diepgang mist, en de controle op het kabinet te wensen overlaat. De overheid zelf heeft ook een dergelijk ‘technisch tekort’ en is daardoor teveel afhankelijk van inhuur van externe experts, en teveel afhankelijk van commerciële aanbieders van IT producten en diensten. Dit is helemaal een probleem op gemeentelijk nivo.
Als laatste lijkt het kabinet de rol van digitalisering in het vergroten van de kloof tussen de burger en de overheid te onderschatten. Het probleem ligt hier niet (alleen) bij een gebrek aan dienstverlening, te hoge drempels, en een gebrek aan transparantie. Een deel van het probleem is nu juist de oplossing die het kabinet voor ogen heeft: een moderne IT-architectuur. Met andere woorden: nog meer automatisering. Terwijl het probleem vaak is dat veel van de menselijkheid in de omgang tussen overheid en burger niet in standaard, te automatiseren, processen te vangen is. Een moderne IT architectuur zal er bovendien toe leiden dat beleid nog fijnmaziger, nog ingewikkelder gemaakt kan worden, dat processen (belastingaangiftes, aanvragen voor subsidies, uitkeringen of toeslagen) van nog meer variabelen afhankelijk worden zodat, alle transparantie ten spijt, de burger door de digitale bomen het zicht op het bos kwijtraakt.