December vorig jaar nog riepen de rectores magnifici van de Nederlandse universiteiten op om een grens te trekken tegen de toenemende invloed van Amerikaanse technologiebedrijven bij de digitalisering van het (hoger) onderwijs. Daar is helaas nog maar weinig van terecht gekomen. Misschien is dat te wijten aan de corona pandemie die plotseling toesloeg. Maar die pandemie was juist ook een kans geweest om, toen we met zijn alleen gedongen werden vooral online te werken, nu eens niet onze toevlucht te nemen tot Amerikaans tech-candy zoals Zoom en Slack. Maar in plaats daarvan te kiezen voor redelijke alternatieven zoals Jitsi en Mattermost, en deze open source initiatieven in grote getale te steunen en te helpen nog gebruikersvriendelijker en snel inzetbaar te maken.
Helaas ben ik bang dat rectores magnifici zelf hun eigen oproep ook nog eens even goed moeten lezen. Onlangs werd bijvoorbeeld bekend dat de Radboud Universiteit in 2021 overstapt op de Microsoft cloud Office 365. En de Rijksuniversiteit Groningen draait al jaren Google op de Google cloud. Terwijl toch ook Han van Krieken (rector magnificus van de Radboud Universiteit) en Cisca Wijmenga (rector magnificus van de Rijksuniversiteit Groningen) het stuk zelf hebben ondertekend. Hun eigen argumenten tegen een grote invloed van Amerikaanse technologiebedrijven bij de digitalisering van het onderwijs zijn sterk genoeg:
Ze roepen de onderwijssector zelfs op
zelf [te] werken aan een veilige en verantwoorde digitale omgeving. Universiteiten en hogescholen moeten samen met de overheid en ICT-organisaties als Surf nagaan hoe platformen ontwikkeld kunnen worden waarmee gebruikersdata in publieke handen blijven. Dat gebeurt idealiter op Europees niveau, om het voldoende grootschalig aan te pakken. Nederland moet hierin het voortouw nemen.
Zover is het helaas nog niet gekomen. En dat terwijl er nog wel meer redenen zijn waarom juist de publieke onderwijssector veel terughoudender zou moeten zijn in het omarmen van de cloud diensten uit Silicon Valley of Seattle.
De eerder genoemde afhankelijkheid van een beperkt aantal aanbieders leidt tot een technische monocultuur die kwetsbaar is. Onlangs nog lagen Gmail en Google Docs plat vanwege een storing bij Google.
Problematischer is nog dat elk van de platformen het samenwerken binnen het eigen platform inderdaad veel makkelijke maakt. Allerlei verschillende tools (email, taken, chat, agenda, etc.) zijn in hoge mate geïntegreerd. Elk platform is een schitterende ‘walled garden’, waar je echter niet zomaar ongestraft uit kunt lopen. Samenwerken met andere platformen is lastig zo niet onmogelijk. Je kunt niet een Microsoft Teams videocall opzetten met een Google Meet gebruiker: één van de partijen zal moeten buigen en tijdelijk de tool uit het andere platform (desnoods in de browser) moeten accepteren. Erger nog is dat individuele gebruikers min of meer gedwongen worden om de standaard tools (Outlook, Slack,…) te accepteren. Het is alsof je al je medewerkers dwingt met een potlood te schrijven (ook als sommigen liever een balpen gebruiken).
Maar de kern van mijn bezwaar is toch dit: juist universiteit moeten het goede voorbeeld geven en opkomen voor de publieke zaak. Zij moeten hun studenten (en de samenleving in haar geheel) laten zien dat er alternatieven zijn voor de cloud-diensten die door dominante Amerikaanse technologiebedrijven agressief in de markt worden gezet, en die ten kostte gaan van onze publieke waarden. Sterker nog, universiteiten zouden zich veel nadrukkelijker kunnen positioneren als institutionele aankopers van producten en diensten uit de ‘public stack’ van veelal open source producten en diensten. Sterker nog, met hun kennis en kunde zouden ze actief aan de ontwikkeling daarvan mee kunnen werken. Dit zou helpen een levensvatbare markt voor dergelijke diensten te realiseren.
Dus rectores, neem uw eigen oproep serieus en maak daadwerkelijk werk van uw digitale academische soevereiniteit.